De Zuidwestelijke Delta ligt aan één van de hoofdsnelwegen voor vogels, de Oost-Atlantische trekroute. Deze loopt van Oost-Canada en Siberië in het uiterste noorden, via de westkust van Europa en Afrika, tot aan het zuidelijkste puntje van Afrika. Naar schatting maken jaarlijks ruim 90 miljoen vogels gebruik van deze route – 300 verschillende soorten.

Vogels komen hier broeden, overwinteren of uitrusten en bijtanken tijdens hun vaak lange, vermoeiende en gevaarlijke reizen. Zouden ze in ons land niet op een groot aantal plaatsen een veilige en voedselrijke rustplaats kunnen vinden, dan zouden de meeste vogels hun reis niet overleven. In onze delta is – door de combinatie van binnendijkse natuurgebieden en de buitendijkse schorren, slikken en platen – het hele jaar ruimte, rust en voedsel.

Van de poolcirkel tot Zuid-Afrika

  • Kampioen lange afstandstrekker is de noordse stern. Deze soort broedt tot boven de poolcirkel (maar ook in Nederland) en overwintert rond Antarctica.
  • Insectenetende vogels, zoals zwaluwen, trekken vaak over grote afstanden. In de zomer vinden zij in Noord-Europa heel veel verschillende soorten insecten, maar in de winter zijn die er bijna niet. In de zomer vangen ze hier vliegend volop insecten, maar in de winter moeten ze uitwijken naar zuidelijker oorden. Zo overwinteren ‘onze’ boerenzwaluwen tot in Zuid-Afrika!
  • En ook het roodborstje is een trekvogel, al zie je ze hier het hele jaar door. Ze schuiven allemaal een stukje door tijdens de vogeltrek: de roodborstjes uit Scandinavië komen naar ons toe. Zij nemen de plek in van de Nederlandse roodborstjes, die op hun beurt weer doorschuiven naar bijvoorbeeld Spanje en Portugal. En echte korteafstandtrekker dus!

Richtingsgevoel

Hoe is het toch mogelijk dat trekvogels altijd weer precies de goede weg weten te vinden? Trekvogels oriënteren zich op verschillende manieren. Ze kijken naar zon, sterren, kustlijnen en rivieren, reageren op het aardmagnetisch veld en gebruiken zelfs geluiden en geuren. Ook lijkt het erop dat vogels een soort kaart aanmaken in hun brein, waarin de kustlijn, grote rivieren en wateren belangrijke bakens vormen.

Het sublieme richtingsgevoel van trekvogels fascineert de mens al decennia lang, en terecht. Neem bijvoorbeeld de (geringde) boerenzwaluw die in een Nederlandse schuur broedde, vervolgens overwinterde in Kaapstad (Zuid-Afrika) en het volgende broedseizoen feilloos de weg terugvond naar dezelfde boerenschuur. Bijna magie!

Voorbereiden op de trek

Hoe presteren vogeltjes van nog geen 10 gram het om duizenden kilometers af te leggen? Hiervoor moet er in het vogellichaam energie (brandstof) worden opgeslagen. Opvetten heet dat. Hierbij wordt het spijsverteringskanaal (maag, darm, lever, nieren) vergroot. Alles wat tijdens het opvetten niet nodig is, zoals geslachtsorganen, borstspieren en hart, wordt tot een minimum gereduceerd. Maar een vet lijf met dikke darmen, een uitpuilende maag en een opgezette lever vliegt niet prettig. Hierom vindt een tweede metamorfose plaats. Het vet dat ze geproduceerd hebben is inmiddels opgeslagen. De organen krimpen weer naar hun oorspronkelijke omvang en vaak zelfs iets kleiner. De borstspier, de belangrijkste spier bij het vliegen, ontwikkelt zich sterk. Klaar om te vertrekken!

Afgaand tij

Hoe ontstaat het getij?

In ruim zes uur wordt het vloed – het water wordt hoger, daarna wordt het in dezelfde tijd eb – het water wordt weer lager. Eb en vloed ontstaan door de aantrekkingskracht van de maan op het water op aarde.

 

De maan trekt als het ware aan het water, waardoor het water in de zeeën een bepaalde kant op beweegt. De aarde draait om haar eigen as en om de zon heen. Daardoor is de plek waar de maan het sterkst aan het water trekt telkens verschillend.

 

Bekijk het WERKELIJKE GETIJ en UITLEG.

Meer weten?

Meer over het Getij