Deze zijn aan het begin van de 20e eeuw over een totale lengte van 120 kilometer op Zeeuwse buitendijken geplaatst. Zo werden de dijken hoger, zonder dat ze met zand en klei hoger en breder moesten worden gemaakt. Dat leek een makkelijke en goedkope oplossing, maar tijdens de Watersnoodramp van 1953 konden ze het water niet tegenhouden.
Nu bieden de muurtjes bescherming en leefruimte aan planten, vogels en insecten. Ook groeien er korstmossen op – die zie je in Zeeland niet veel! Ze zijn nog op meer plekken langs te Oosterschelde te vinden.