Slikken en platen
Elke vloed overstroomt het slik, het natte, onbegroeide gebied dat nog voor de dijk ligt. Als het slik helemaal door water omgeven is, noem je het een plaat. De Roggenplaat bijvoorbeeld, of de Galgeplaat.
In de bodem van de platen en slikken leven wormen en schaaldieren. Vogels eten ze graag. Op de platen rusten zeehonden en zogen ze hun jongen. Belangrijke gebieden dus, waar je – om de natuur niet te storen – niet op mag lopen. Als een slik hoog genoeg is opgeslibd, komen de eerste planten: Engels slijkgras en zeekraal. Zo kan langzamerhand een schor ontstaan.
Schorren
Schorren vind je aan de randen van de Oosterschelde, tussen het water en de dijk. In het waddengebied worden schorren ook wel kwelders genoemd. Door opslibbing zijn ze hoger komen te liggen dan het slik – een schor wordt niet dagelijks overspoeld. Alleen bij springtij komt het gebied onder water. Maar via diepe geulen loopt het zoute water wel het schor in. Daardoor zijn de schorren zilt en bestaat de vegetatie uit zoutminnende planten. Op de schorren broeden kustvogels, zoals sterns en plevieren. Bovendien fungeert een schor als hoogwatervluchtplaats voor vogels, als de slikken en platen onder water staan.